Overig

‘Innovaties zijn essentieel voor de levensvatbaarheid van de maritieme sector’

681

Innovatie en de maritieme sector zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Weet de buitenwereld dit voldoende? Vinden partijen elkaar vaak voor slimme samenwerkingen en kennisuitwisseling? Is innovatie onmisbaar om Nederland aan de top te houden op maritiem gebied? Moeten er meer icoonprojecten komen?

Over deze en andere vraagstukken spraken Ron Vaz Dias, directeur iTanks, Ralph Dazert, marktanalist bij Netherlands Maritime Technology, Edward Gilding, business developer bij InnovationQuarter, Astrid Kee, lid van het College van Bestuur STC Group, Marco Kirsenstein, business development manager bij FME, Martin Bloem, directeur van DEAL! en Jasper Noldus, research & development manager bij Van Dam tijdens een rondetafelgesprek bij hotel Port of Moerdijk. ‘Wat is een innovatie eigenlijk?’, zo luidde de openingsvraag.

Kee: “Innovatie is een nieuwe, andere en betere manier van werken. Ik zie het vrij breed en niet alleen als iets technisch.”

Vaz Dias: “Ik definieer het begrip als het combineren van bestaande en nieuwe technieken wanneer nodig. Innoveren om het innoveren spreekt mij niet zo aan. Het moet vraaggestuurd zijn, zodat een innovatie meteen implementeerbaar is. Dan is het probleemoplossend, efficiënt en op termijn kostenbesparend. Natuurlijk zijn de Daan Roosegaardes van deze wereld ook belangrijk, maar zij denken probleemgestuurd en in vergezichten. iTanks denkt juist pragmatisch en wil innovaties snel toepasbaar maken.”

Dazert: “Innovatie kent veel stadia, van fundamenteel onderzoek tot aan marktintroductie. De meeste ondernemers in de regio zijn vooral bezig met productontwikkeling en marktintroductie, maar veel bedrijven, en niet alleen de grotere, doen ook aan fundamenteel en toegepast onderzoek. Samenwerking met kennisinstellingen is daarbij erg belangrijk.”

Noldus: “Bij Van Dam hebben wij te maken met klanten die om hele specifieke producten en toepassingen vragen. Zo ontstaan automatisch nieuwe innovaties. Elke dag leren wij weer iets nieuws.”

Bloem: “Bij het begrip innovatie wordt in mijn ogen te vaak aan productinnovatie gedacht en te weinig aan procesinnovatie. Er zijn vele Willy Wortels met prachtige, vooruitstrevende ideeën. Daar verdien je meestal echter geen geld mee. Terwijl dat wel het geval is bij procesinnovatie. Door meer aandacht te schenken aan optimalisering van de keten zal de Nederlandse economie meer kunnen floreren. Nu zijn er nog te veel faalkosten. Verban je die, dan werk je op een goede manier aan je concurrentievermogen ten opzichte van andere landen. Ook dat is innovatie.”

Gaan veel innovaties verloren door onvoldoende samenwerking met andere bedrijven vanwege het wantrouwen dat deze dan door andere partijen worden gekopieerd?

Kirsenstein: “Ik heb het idee dat door crosssectorale ontmoetingen, zoals bijvoorbeeld Dare2Cross, die angst minder wordt. Onbekend maakt onbemind. Door partijen met elkaar in contact te laten komen, valt dat onbekende weg en kun je bouwen aan vertrouwen. Natuurlijk kost dat wel tijd.”

Gilding: “Ontwikkelingen volgen elkaar steeds sneller op. Door dat hoge tempo komen partijen er vaker voor uit dat zij het niet meer alleen kunnen. De gedachte dat gezamenlijke verkenning eerder nuttig dan eng is, zie je veel meer.”

Treden bedrijven wanneer zij alleen of met elkaar innoveren voldoende naar buiten om te laten zien wat er is gerealiseerd? Of is men daar over het algemeen te bescheiden over?

Kee: “Veel bedrijven realiseren zich niet hoe bijzonder ze zijn voor de buitenwereld. Dus ja, dan ga je ook niet van de daken schreeuwen hoe vernieuwend je wel niet bezig bent. Bovendien heeft de Nederlandse overheid nooit een goed industriebeleid gevoerd. Groot de boer op gaan gebeurt ook daarom te weinig.”

Bloem: “Het zit in de aard van de maritieme en offshore sector om bescheiden te zijn. Ze doen gewoon hun werk en daarmee klaar. Dat DNA verander je niet zomaar. Zonde, want daarmee doe je jezelf wel degelijk tekort. Door een initiatief als de Innovatie Award Drechtsteden wordt getracht de innovatie binnen de branche meer voor het voetlicht te brengen. Want er gebeurt echt heel veel moois.”

Kee: “Veel Nederlandse bedrijven zijn wereldmarktleider. Vaak weet bijna niemand dat. Totdat de regering de maakindustrie niet hoger op de agenda zet, mis je kansen.”

Gilding: “Je moet het met elkaar doen. Om een voorbeeld te noemen: het MKB-Katalysatorfonds stimuleert en ondersteunt de concretisering van innovatieve ideeën voor de (maritieme) maakindustrie in de Drechtsteden. De regionale overheid werkt hierin samen met het bedrijfsleven. Zo is een vijftal ondernemers gevraagd te helpen bij de beoordeling van aanmeldingen. Op die manier sparren: dat werkt.”

Kirsenstein: “Toch kan en moet de overheid concreet veel meer doen voor de maakindustrie. Het verzandt nu allemaal te vaak in een stapel papieren vol mooie beloftes. Daarna blijft het stil. Niet alleen deze branche en regio hebben daarmee te maken. Het ontbreekt aan pragmatische doelen bij de overheid in het algemeen.”

Bloem: “Daarop aanhakend zijn subsidies vanuit de overheid natuurlijk met name een manier om soms iets te versnellen. Dat kan prettig zijn, maar het verandert niet de wereld.”

Gilding: “Als het een partij sec om de subsidie gaat, begint het al verkeerd. Dat moet nooit de insteek zijn.”

Bloem: “Eens. Ik zie veel liever dat er wordt geïnvesteerd in proeftuinen. Dat kost geld op korte termijn, maar de kans is groot dat het zich op de lange termijn terugbetaald. In zo’n constructie creëer je immers veelal launching costumers. Een goede eerste afnemer, die vanaf het begin betrokkenheid heeft, is voor bedrijven goud waard.”

Gilding: “Als regio mogen we soms best groter denken. Er zijn genoeg thema’s die ambitieuzer aangepakt kunnen worden met het oog op de toekomst.”

Kee: “Die ontwikkeling komt langzaam op gang. STC leidt in ieder geval studenten niet op voor morgen, maar voor de toekomst. Dan heb ik het over minimaal 5 jaar vanaf nu. Voor bedrijven en instanties voelt het vaak tegennatuurlijk om over de horizon van nu heen te kijken. Korte klappen zijn eenvoudiger, maar daarmee ga je voorbij aan de kansen voor later die je nu moet grijpen. Anders zijn het tegen die tijd gemiste kansen. Hoe ziet de operator van de toekomst eruit? Hoe ziet het schip van de toekomst eruit? Daar moet je nu over nadenken. Dat gebeurt ook wel enigszins, maar men is vervolgens snel geneigd om bijvoorbeeld een werf te bouwen zoals nu, maar dan met een robot erin. Dat is te simpel.”

Dazert: “Om dat te ondervangen is ook optimale samenwerking nodig. Uit de Maritime Delta Monitor 2015 blijkt dat het bedrijfsleven vaak de juiste contactpersonen binnen het onderwijs en de lokale en regionale overheid niet weet te vinden. Dit belemmert met name het MKB op het gebied van kennisuitwisseling.”

Vormen robotisering en verdere automatisering in de branche een bedreiging of juist een kans?

Dazert: “Robots worden door sommige partijen in de sector gezien als een bedreiging en door andere partijen juist als een mogelijkheid tot verdere groei. Het is heel verschillend hoe daar tegenaan wordt gekeken. Robots kunnen bijvoorbeeld ook leiden tot langere inzetbaarheid van ouder personeel, omdat het werk minder zwaar wordt.”
Kee: “Ik merk dat veel mensen het toch eng vinden. Ze zijn bang dat het voor grotere werkloosheid zorgt en gaan met de hakken in het zand staan.”

Bloem: “Dat schiet niet op, want robotisering en automatisering kun je niet verslaan. Ga er niet tegen in, maar accepteer het.”

Vaz Dias: “Wij kunnen grote veranderingen vaak niet behappen. Zo zit de mens gewoon in elkaar. Ook als het om dit onderwerp gaat.”

Kirsenstein: “En dat terwijl mechanisatie en robotisering niets nieuws zijn. In het verleden heeft het ook nooit tot toename van de werkloosheid geleid. Die vrees lijkt mij daarom ook nu ongegrond.”

Tot slot borrelde de vraag op of er meer icoonprojecten nodig zijn? Zorgt dat voor een sterkere profilering binnen de regio?

Vaz Dias: “Er zijn wel wat hippe icoonprojecten, zoals Dutch Wind Wheel in Rotterdam. Maar zoiets als de A4 tussen Rotterdam en Den Haag is dat ook. Er is sterke marketing voor nodig om zo’n wegverbreding als ‘gelukt’ over te laten komen op het publiek. Die zijn anders geneigd het als verspilling en mislukking te zien.”

Dazert: “Binnen de maritieme industrie zijn er ook voldoende voorbeelden van icoonprojecten. Veelal zijn die echter alleen bekend binnen de sector en niet bij het grote publiek.”

Kee: “Dat klopt. Nederland is bijvoorbeeld heel groot in jachtbouw. Dat weten relatief weinig mensen.”

Vaz Dias: “Maar het moet ook in je belevingswereld zitten om het interessant te vinden. Heb je geen enkel idee wat zo’n jachtbouwer nu precies allemaal doet en hoe het er op een werf aan toe gaat, dan spreekt het waarschijnlijk niet echt aan.”

Kirsenstein: “Ik denk dat icoonprojecten zeker kunnen bijdragen, maar dan moeten alle partijen; bedrijfsleven, onderwijs en overheid het wel van de daken durven schreeuwen. Nu is dit nog een obstakel. Men is bescheiden en dus laat de communicatie en marketing van icoonprojecten veel te wensen over.”

Kee: “Dat gebrek aan bekendheid of waardering is misschien jammer, maar niet onoverkomelijk. Het is veel belangrijker dat de innovaties wel gewoon plaats blijven vinden. De maritieme sector leeft door innovaties. Het is essentieel voor de levensvatbaarheid van de branche. Je moet verbeteren, verbeteren, verbeteren: anders ben je zo van het toneel verdwenen.”